-
1 cent
♦voorbeelden:ik zing niet tweemaal (geen twee liedjes) voor één cent • une fois, ça va, deux fois, c'est tropzonder een cent neer te tellen • sans débourser un souhij zou een cent in tweeën bijten • il tondrait un oeuf2 iemand voor geen cent vertrouwen • ne pas faire confiance à qn. pour un soudat deugt voor geen cent • 〈 ondeugdelijk〉 ça ne ressemble à rien; 〈 niet pluis〉 ça ne me dit rien de bongeen cent om iemand, iets geven • n'attacher aucune valeur, aucun prix à qn., qc.ik geef geen cent voor dat boek • je ne donne pas deux sous de ce livrehij is geen cent rijk • il n'a pas un souik ben er geen cent wijzer van geworden • je n'y ai rien gagnébulken van de centen • rouler sur l'orcenten zat hebben • en avoir plein les pocheshij heeft centen • il a de quoihij doet het alleen om de centen • il fait ça uniquement pour l'argentom de centen trouwen • faire un mariage d'argenterg op de centen zijn • être près de ses soushij zou op een (halve) cent doodvallen • il tondrait un oeufzonder een cent zitten • être sans le sou -
2 grondvest
♦voorbeelden: -
3 alleen
1 [zonder gezelschap] seul4 [uitsluitend] (le) seul♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 in die opvatting staat zij alleen • elle est la seule à voir les choses sous cet angledie moeder laat dat kleine kind vaak alleen • cette mère laisse souvent ce jeune enfant seulII 〈 bijwoord〉1 [slechts] seulement⇒ ne … que♦voorbeelden:dit werk is niet alleen aangenaam, maar ook nuttig • ce travail est non seulement agréable mais aussi utile -
4 goochelarij
♦voorbeelden: -
5 heel
♦voorbeelden:heel Engeland • toute l'Angleterredie ham is nog heel • ce jambon est encore intacteen hele liter • un litre entierhele peper • du poivre en grainshele zinnen overslaan • sauter des phrases entières〈 figuurlijk〉 niets heel laten aan (iemand) • déchiqueter (qn.)dat is heel wat anders • c'est tout autre chosede hele dag • toute la journéeeen hele geschiedenis • toute une histoireheel zijn leven • toute sa viede hele stad • toute la villeheel wat • 〈+ zelfstandig naamwoord〉 bien du, de la, des 〈+ zelfstandig naamwoord〉dat is al heel wat • c'est déjà beaucoupheel erg moe • extrêmement fatiguéheel vaak • bien des foisheel in de verte • très loin -
6 koopwaar
♦voorbeelden:1 slechte koopwaar -
7 lijden
lijden1〈 het〉♦voorbeelden:een lang en smartelijk lijden • une longue et pénible maladieeen dier uit zijn lijden verlossen • abréger les souffrances d'un animalnu is hij uit zijn lijden verlost • maintenant il ne souffre plus————————lijden22 [verdragen] supporter3 [toestaan] tolérer♦voorbeelden:ik mag, kan die man wel lijden • j'aime bien cet hommeik mag lijden dat hij … • 〈 hoop〉 j'espère (bien) qu'il 〈+ aantonende wijs〉; 〈 verwensing〉 je lui souhaite de 〈+ onbepaalde wijs〉; je lui souhaite qu'il 〈+ aanvoegende wijs〉→ link=nederlaag nederlaag1 [in ellende verkeren; schade ondervinden] souffrir (de)♦voorbeelden:hevig, vreselijk lijden • souffrir le martyrelijdend aan • souffrant deaan bloedarmoede lijden • faire de l'anémieaan migraine lijden • être sujet à la migrainelijden onder iets • souffrir de qc.dit land heeft te lijden van de oorlog • ce pays souffre de la guerrete lijden hebben van iets • se ressentir de qc.→ link=voorwerp voorwerp -
8 praatje
♦voorbeelden:1 met iemand een praatje maken • faire un brin de causette avec qn.het praatje gaat, dat … • on dit que …aanleiding geven tot praatjes • faire jaser¶ dat is een praatje voor de vaak • 〈 onbetekenend geklets〉 c'est parler pour ne rien dire; 〈 smoesjes〉 ce ne sont que des bobards -
9 scheidingslijn
scheidingslijn, scheidslijn♦voorbeelden:1 de scheidingslijn tussen die twee dingen is vaak moeilijk te trekken • il est souvent difficile de délimiter la frontière entre ces deux choses -
10 stuk
stuk1〈 het〉5 [aantrekkelijke vrouw, man] (beau) morceau♦voorbeelden:een stuk met iemand meelopen • faire un bout de chemin avec qn.de stukken opvegen • balayer les morceauxwerken dat de stukken er af vliegen • travailler d'arrache-piediets aan stukken slaan, gooien • mettre qc. en morceauxin, aan, bij stukken en brokken • fait de pièces et de morceauxiets in stukken scheuren • déchirer qc. en morceauxiets in drie stukken verdelen • diviser qc. en trois morceauxin stukken vliegen • voler en éclatseen stuk uit een boek voorlezen • lire un passage d'un livreeen stuk van haar leven • une partie de sa vieeen pond biefstuk aan één stuk • une livre de bifteck en un seul morceauaan één stuk doorpraten • parler sans interruptionuit één stuk vervaardigd • d'un seul morceaueen stuk beter • beaucoup mieuxmijn klas is een heel stuk voor • ma classe a pris une bonne avancezij is een stuk afgeslankt • elle a pas mal maigridat zou ons een stuk verder brengen • ça nous avancerait pas maliemand met stukken slaan • surpasser qn. de loinop geen stukken na • en aucune manièreeen stuk speelgoed • un jouetop stuk werken • travailler à la piècetwee gulden per stuk • deux florins pièceper stuk verkopen • vendre à la piècestuk voor stuk werden de onderdelen vervangen • les pièces ont été remplacées l'une après l'autrehet zijn stuk voor stuk deugnieten • ce sont des vauriens, tous tant qu'ils sonteen tientje het stuk • dix florins piècetwintig stuks koeien • vingt vacheseen stuk of tien appels • une dizaine de pommesgeef me maar een stuk of wat schroeven • donne-moi quelques viseen ongefrankeerd stuk • un envoi postal non affranchieen stukje over dit onderwerp • un petit article sur ce sujet7 de ingekomen stukken • le courrier ‘arrivée’iets met de stukken kunnen bewijzen • pouvoir prouver qc. pièces à l'appuize spelen een nieuw stuk • ils jouent une nouvelle pièceeen broek met stukken • un pantalon rapiécéhij had stukken op zijn ellebogen • ses manches étaient rapiécées aux coudeseen stuk verdriet • un vrai poisoneen misselijk stuk vreten • un type écoeuranteen lui stuk vreten • un tire-au-flancop zijn stuk staan • rester ferme dans son opinionop zijn stuk blijven staan • persévérer (dans son opinion)iemand van zijn stuk brengen • déconcerter qn.een stuk in zijn kraag hebben • avoir un verre dans le nez————————stuk21 [aan stukken; defect] cassé2 [onder de indruk, ingenomen met] bouleversé♦voorbeelden:de klok is stuk • la pendule ne marche plusde automaat is stuk • l'appareil distributeur est en panneeen boek stuk lezen • abîmer un livre (à force de le lire)iets stuk slaan • démolir qc.het kopje viel stuk • la tasse s'est cassée (en tombant)helemaal stuk van iets zijn • être tout bouleversé par qc. -
11 vloer
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 met iemand de vloer (aan)vegen, aandweilen • ridiculiser qn.de vloer doen • faire le soleen vloer leggen • poser un plancherik dacht dat ik door de vloer ging • j'aurais voulu disparaître sous terreop de vloer slapen • dormir par terreveel mensen over de vloer hebben • avoir la maison pleinehij komt daar (vaak) over de vloer • il y va régulièrement (souvent)je kunt er van de vloer eten • on pourrait y manger par terrevoetje van de vloer doen • jouer à chat perché -
12 zaad
♦voorbeelden:in het zaad schieten • monter en graine
См. также в других словарях:
Guru — For other uses, see Guru (disambiguation). A guru (Sanskrit: गुरु) is one who is regarded as having great knowledge, wisdom, and authority in a certain area, and who uses it to guide others (teacher). Other forms of manifestation of this… … Wikipedia